ORCA Persconferentie: 9 februari 1995


Actiepunten

1. Een FUNDAMENTELE wijziging van het decreet en het herdenken van de beleidsprincipes

1.1 Creatie van verschillende soorten radio

ORCA pleit voor verschillende categorieen van radio's - naar analogie met de Franse wetgeving - met voor elke categorie een specifiek statuut. Een eerste indeling wordt gevormd op basis van het zendbereik van de radio's. Verschillende mogelijkheden dienen zich aan: buurtradio, lokale radio, regionale radio, (Vlaams) nationale radio en internationale radio.

Momenteel wordt niet-openbare radio gereduceerd tot 'lokale radio'. Het concept 'lokale radio' krijgt hierdoor geen inhoudelijke invulling, maar wordt herleid tot een vergaarbekken dat louter functioneel geinterpreteerd wordt: wat geen BRTN-zender is, is per definitie een lokale radio. Het getuigt van weinig werkelijkheidszin om alle niet-openbare radio's in deze categorie te dwingen, hiermee het concept 'lokale radio' te devalueren en tegelijkertijd alle andere radio's, die niet in deze categorie thuishoren, in hun mogelijkheden te beperken.

---> De reductie van niet-openbare radio tot 'lokale radio' moet worden opgeheven. Niet alleen lokale radio moet wettelijk mogelijk zijn, maar ook buurtradio, regionale radio, (Vlaams-)nationale radio en internationale radio.

Dit betekent echter niet dat het concept 'lokale radio' onwenselijk is. Radio's die zich richten tot een specifieke lokaliteit (buurtradio of lokale radio) vervullen een belangrijke functie, die door weinig andere media vervuld kan worden. Zij bezitten de mogelijkheid een nabijheid te creeren die uniek is. Bovendien vervullen zij een functie als katalysator van sociale netwerken en zijn in dit opzicht uitstekend te vergelijken met bijvoorbeeld het amateurtoneel. Het is wel essentieel dat de overheid de lokale radio's die een maatschappelijk relevante functie vervullen, kan ondersteunen. Het is even essentieel dat in enkele steden zoals bijvoorbeeld Gent of Brugge nieuwe - culturele - lokale radio's het levenslicht kunnen zien. Het succes van het 'Radio X'-project in Gent waar op 17 maart 1994 een culturele lokale radio illegaal en slechts voor een dag heeft uitgezonden, heeft meer dan voldoende aangetoond dat in deze steden de vraag naar dergelijke zenders groot is.

Naast deze kleinschalige initiatieven is het echter van belang ruimte te bieden aan projecten die het concept van de 'lokale radio' overstijgen.:

Ten eerste heeft het weinig zin radio's die momenteel niet de functie van een lokale radio vervullen in dit stramien te dwingen. De voorbije vijftien jaar hebben meer dan voldoende aangetoond dat politieke of wettelijke vormen van dwang weinig resultaat hebben behaald. Ten tweede kan het opgeven van de reductie van niet-openbare radio tot lokale radio een verrijking van het medium inhouden. Deze verrijking situeert zich op twee - sterk uiteenlopende - vlakken:

Een eerste groep radio's die immers in aanmerking komt voor schaalvergroting zijn de levensvatbare commerciele radio's. Deze bedrijven houden zich minder bezig met het maken van bijzonder verfijnde radio - zoals ook de VTM zelden gesofisticeerde televisie maakt - maar met het realiseren van winst (en terloops opgemerkt: ook met het creeren van werkgelegenheid) door het uitzenden van een 'produkt'. Het succes van de BRTN-zender Radio Donna heeft meer dan voldoende aangetoond dat voor dit type radio effectief een markt bestaat.

Een tweede groep radio's zijn de radio's die een voornamelijk culturele invalshoek gebruiken. Radio- experimenten zijn niet gebonden aan een bepaalde lokaliteit, aan de grenzen van een dorp of van een stad. Cultuur is in dat opzicht universeel: het doet niet ter zake of een bepaalde culturele activiteit in Antwerpen of in Brussel (of in Luxemburg) plaatsvindt. De reductie tot lokale radio werkt in dit geval alleen maar storend en staat in geen enkele relatie tot de werkelijkheid.

De vaststelling dat juist deze twee groepen in aanmerking komen voor schaalvergroting is een van de elementen die pleit voor het gebruik van een tweede indeling, namelijk deze tussen commerciele en niet-commerciele radio.

Deze indeling is gebaseerd op een aantal fundamentele verschillen tussen beide types. Commerciele radio steunt op een bedrijfsbezigheid. Radio dient hier als middel om een financieel beleid te voeren. Deze radio's zijn afhankelijk van de reclamemarkt om hun inkomsten te verwerven en moeten zich daarom richten op een zo groot mogelijk publiek om deze inkomsten te maximaliseren, wat leidt tot de terreur van de gemiddelde luisteraar.

Niet-commerciele radio daarentegen hanteert radio als ultieme doelstelling en niet als middel. De ORCA- radio's zijn niet aan luistercijfers gebonden en kunnen in volledige vrijheid kiezen wat zij wel of niet willen uitzenden. Deze artistieke vrijheid leidt tot een format waar meer ruimte gecreeerd wordt voor experiment en het ongewone, voor het balanceren op de grenzen van het welvoeglijke en culturele verfijning, voor subtiliteit, chaos en verwarring. Met andere woorden, niet-commerciele radio's zijn cultuurradio's bij uitstek.

Het is van wezenlijk belang dat juist deze radio's afgeschermd worden van de marktmechanismen waar zij zichzelf niet aan willen onderwerpen. Alleen een tweedeling tussen commerciele en niet-commerciele radio kan deze bescherming garanderen en de keuze voor cultuur waarborgen.

---> Er moet een duidelijk onderscheid komen tussen commerciele en niet-commerciele radio.

1.2 Geen inhoudelijke ingrepen in decreten, maar criteria om aan een bepaald statuut te voldoen

Aangezien momenteel slechts een categorie van niet-openbare radio's bestaat (namelijk 'lokale radio'), wordt deze materie op dit moment ook maar door een decreet geregeld (namelijk het 'decreet houdende de erkenning en organisatie van lokale radio's' van 7 november 1990). De combinatie van deze wettelijke situatie met de intentie van de overheid om ketenvorming per decreet tegen te gaan, heeft geleid tot een decreet dat de autonomie van de niet-openbare radio's sterk inperkt. Zoals hoger al vermeld, heeft de overheid beperkingen ingesteld op de berichtgeving die de radio's verspreiden, op de taal waarin ze uitzenden en op de feitelijke werking van de radio.

Deze aantasting van de autonomie van de radio's is voor ORCA ontolereerbaar. Het is volkomen zinloos dat radio's die niet in dit statuut thuishoren aan dit decreet onderworpen worden. Het is even onaanvaardbaar dat radio's die wel in het statuut van de lokale radio willen thuishoren, onderworpen zijn aan maatregelen die dienen om de bewegingsvrijheid van radio's die niet in het decreet thuishoren, in te perken. Het is ronduit belachelijk dat radio's verplicht worden om twee maal per uur hun herkenningsmelodie en roepnaam uit te zenden. Het is even zinloos dat radio's verplicht worden jaarlijks een werkingsdossier naar de Mediaraad op te sturen - waardoor de administratie overbelast wordt - als de overheid met deze informatie niets doet of kan doen.

---> Zinloze verplichtingen zoals het binnen het uur een- of tweemaal uitzenden van de roepnaam moeten afgeschaft worden.

Het introduceren van verschillende statuten voor verschillende soorten radio's zal een oplossing bieden voor deze problematiek. Door verschillende decreten (of onderdelen van decreten) te gebruiken, valt de noodzaak weg om alle radio's dezelfde beperkingen op te leggen. In deze situatie kan de overheid immers de voorwaarden selecteren waaraan een bepaald type radio zal moeten voldoen om als dat bepaald type radio erkend te worden. De behoefte aan inhoudelijke ingrepen vanwege de overheid zal dan weggenomen worden.

---> Het gebruik van verschillende decreten laat de overheid toe voorwaarden te koppelen aan de erkenning van radio's, waardoor de noodzaak om de autonomie van de radio's in te perken, wegvalt.

1.3 Per stelsel verschillende financieringswijzen

Het onderscheid tussen commerciele en niet-commerciele radio heeft als belangrijk voordeel dat beide stelsels aan een verschillende financieringswijze onderworpen kunnen worden. Het basisprincipe van deze redenering is dat commerciele radio zich beroept op vrije marktmechanismen om te kunnen bestaan en op grond hiervan ook onderworpen kan worden aan deze marktprincipes. Niet-commerciele radio stelt zich juist wars op van de marktlogica en mag om deze reden niet onderworpen worden aan de mechanismen van de markt.

---> Het onderscheid tussen commerciele en niet-commerciele radio moet zich ook uiten in een verschillende financieringswijze.

Het gevolg van deze redenering is dat commerciele radio's zelfstandig moeten instaan voor het verwerven van de middelen en in de praktijk zich volledig zullen moeten richten op de reclamemarkt. Aangezien frequenties in Vlaanderen zeker schaars te noemen zijn, is het niet meer dan logisch dat deze bedrijven betalen voor het gebruik van de beschikbare frequenties. Deze radio's wensen zich toch (bijna) volledig te concentreren op het economische aspect, en daarom kunnen zij ook aan de wetmatigheden van de markt onderworpen worden, waarbij een systeem van franchising of licensing dan een voor de hand liggende stap is. ORCA pleit dan ook voor een systeem waar een deel van de frequenties verkocht of verhuurd worden aan commerciele radio's.

Niet-commerciele radio's daarentegen weigeren juist (om esthetische en principiele redenen) hun middelen te verwerven door middel van reclame. Zij wensen zich te onttrekken aan de logica van de markt en stellen radio als doel voorop, en niet als middel om inkomsten te verwerven. Het is dan vanzelfsprekend dat de overheid deze invalshoek naar waarde weet te schatten en het bestaan van deze radio's mede mogelijk maakt.

Een eerste optie die de overheid kan uitvoeren, is de creatie van een geldstroom van commerciele naar niet- commerciele zenders door middel van een fonds dat naar voorbeeld van het Franse 'Fonds de soutien a l'expression radiophonique' gelden doorsluist naar initiatieven die economisch niet altijd even rendabel blijken te zijn, maar die cultureel zinvol of sociaal relevant zijn. Twee methoden om dit fonds spijzen, zijn ten eerste het afromen van de reclamegelden en ten tweede het verkopen of verhuren van frequenties aan commerciele zenders (terwijl culturele zenders hun frequenties toegewezen krijgen).

---> De overheid moet een fonds creeren dat mede instaat voor de financiering van de niet- commerciele radio. De middelen van dit fonds worden verworven door:
1. de verkoop van zendfrequenties aan commerciele radio's en
2. een intrasectoriele bijdrage van commerciele radio's op basis van hun bedrijfswinst.

Een tweede optie is de rechtstreekse overheidssubsidiering - met respect voor de onafhankelijkheid van de betrokken media - waardoor het bijvoorbeeld mogelijk gemaakt wordt om vrijgestelde werklozen tewerk te stellen of gebruik te kunnen maken van gesubsidieerde contractuelen. In de VUB-doorlichting van de media in Vlaanderen doet Herroelen voorzichtig dezelfde aanbeveling:

'Het instellen van prijzen voor verschillende programmacategorieen, van financiele stimuli voor bepaalde radioprojecten, de mogelijkheid om vrijgestelde werklozen tewerk te stellen, of om in bijzondere omstandigheden gebruik te kunnen maken van gesubsidieerde contractuelen, ... het zijn losweg enkele suggesties waardoor de overheid, zij het onrechtstreeks, radio als [...] cultuuruiting zou kunnen stimuleren.'

---> Niet-commerciele radio's moeten de mogelijkheid krijgen een (of meerdere) vaste arbeidskracht(en) met een gesco-statuut in dienst te nemen.

Deze vormen van financiering garanderen bovendien een grote mate van onafhankelijkheid van de niet- commerciele radio's ten opzichte van hun financieringsbronnen. Op deze manier wordt verhinderd dat structurele oplossingen voor de financiering van niet-commerciele radio's leidt tot de - door ons afgewezen - inperking van de autonomie van de betrokken radio's. Het is vanzelfsprekend dat op mediagebied naar de grootst mogelijke onafhankelijkheid van de betrokken organen moet gestreefd worden.

---> De onafhankelijkheid van de betrokken radio's moet gegarandeerd blijven.

schema financieringswijzen

2. De erkenning als BELEIDSINSTRUMENT gebruiken

2.1 Bestaande niet-commerciele radio's erkennen

De manier waarop niet-openbare radio's hun erkenning hebben verkregen, is een ander beleidsdomein dat niet van kritiek gespaard kan blijven. De erkenningsprocedure van niet-openbare radio's is vanaf de legalisering van dit medium herleid tot een toonbeeld van bureaucratisme, waar geen enkele beleidslijn in terug te vinden is. Radio's worden niet beoordeeld op de kwaliteit van hun uitzendingen, maar louter op een aantal formele vereisten.

Het UIA-onderzoek 'De niet-openbare radio: veel geblaat weinig wol?' van Van Pelt en Van Hove dat de resultaten van de erkenningsprocedures (tot eind 1985) geanalyseerd heeft, bevestigt deze vaststelling:

'Enkel het al dan niet formeel in orde zijn met het dossier vormt de beslissende factor ten opzichte van de erkenningsprocedure.'

Deze situatie is ondertussen nog steeds niet veranderd. Het al of niet in orde zijn met de formele vereisten speelt een doorslaggevende rol in het verkrijgen en in het behouden van de erkenning. Wij twijfelen ernstig aan de zin van deze bureaucratische reflex, zeker aangezien een van de aangesloten ORCA-radio's (Radio Progres) hiervan het slachtoffer is geworden.

Het is ronduit absurd niet-commerciele radio alleen maar te beoordelen op basis van de formele aspecten van het erkenningsdossier, zeker als rekening gehouden wordt met het geringe aantal niet-commerciele radio's in Vlaanderen. Deze radio's hebben in de loop van hun bestaan een meer dan verdienstelijke bijdrage geleverd aan de AV-media in Vlaanderen en moeten dan ook op basis van deze verdiensten beoordeeld worden.

---> Gezien het tekort aan niet-commerciele radio's, eist ORCA de erkenning van alle bestaande niet-commerciele radio's.

2.2 Het ontstaan van nieuwe niet-commerciele radio's niet beletten, maar juist stimuleren

Niet alleen op het gebied van de erkenning van de bestaande radio's zijn er een aantal problemen gerezen, ook in verband met de erkenning van nieuwe initiatieven reageert de overheid bureaucratisch. De vaststelling dat er door de slechte erkenningsprocedure te veel radio's werden erkend, heeft bij de overheid een moratorium op nieuwe niet-openbare radio's uitgelokt. Het gevolg hiervan is dat een aantal recente niet- commerciele initiatieven tot mislukken gedoemd waren omdat de overheid ze niet wilde erkennen (en ze daardoor in de illegaliteit duwde).

Wij menen dat het juist de taak is van de overheid om culturele initiatieven actief te ondersteunen. In de praktijk doet de overheid net het omgekeerde en belemmert ze het ontstaan van nieuwe niet-commerciele radio's. Een van de eisen van ORCA is dan ook dat de overheid tenminste het bestaan nieuwe niet- commerciele initiatieven toestaat. Tegelijk menen wij echter dat de overheid zelf een actief beleid moet voeren om in bepaalde gebieden (bijvoorbeeld in de steden Gent en Brugge) niet-commerciele radio's mogelijk te maken, door bijvoorbeeld deze nieuwe radio's behuizing ter beschikking te stellen.

---> De overheid moet nieuwe niet-commerciele radio's erkennen. Bovendien moet zij een actief beleid voeren om in bepaalde gebieden niet-commerciele radio's mogelijk te maken.

3. Het ZENDCOMFORT verbeteren

3.1 Een nieuw frequentie-plan

De politieke besluiteloosheid en het slecht toepassen van de erkenningsprocedure in de beginfase van niet- openbare radio heeft een kettingreactie veroorzaakt, die nu nog voor een aantal problemen zorgt. Doordat slechts de formele aspecten van het erkenningsdossier een rol hebben gespeeld, zijn veel radio's in deze periode door de mazen van het net geglipt. In verhouding tot het aantal beschikbare frequenties werden teveel radio's erkend. Om dit probleem op te lossen werden de veiligheidsmarges tussen de verschillende radio's verkleind. Het beeld van een sardineblik kan hier verhelderend werken.

Deze kleinere beschermingsmarges maakten en maken de niet-openbare radio's bijzonder kwetsbaar voor storingen. Op het moment dat Brusselse en Waalse radio's (die aan een andere wettelijke regeling zijn onderworpen) met een hoog vermogen gingen uitzenden en daardoor de uitzendingen van een aantal Nederlandstalige zenders stoorden, voelden een aantal (Vlaamse) radio's zich verplicht om hun eigen zendvermogen te verhogen, met een nog groter aantal storingen tot gevolg.

Het heeft weinig zin te pleiten voor hervormingen in deze sector als de niet-openbare radio's door slechts een beperkte groep mensen ontvangen kunnen worden. Voor het probleem van het plaatsgebrek en de te kleine comfortzones tussen de verschillende radio's bestaat echter maar een structurele oplossing, namelijk een nieuw frequentie-plan in combinatie met de beperking van het aantal niet-openbare radio's. Het blijft een weinig elegante oplossing een aantal zenders de toegang tot de ether te ontzeggen, maar op dit moment zijn er weinig andere mogelijkheden.

Essentieel is dat de overheid vertrekt van het aantal beschikbare frequenties om een nieuw frequentie-plan op te stellen, en niet het frequentie-plan aanpast aan het aantal beschikbare kandidaten voor een frequentie. Daarnaast pleiten wij voor de instelling van 2 zones: een voor commerciele radio's en een voor niet- commerciele radio's. Zoals hoger al gesteld worden de frequenties in de zone voor niet-commerciele radio ter beschikking gesteld van (vanzelfsprekend) niet-commerciele radio's. Aangezien het aantal mogelijke kandidaten hier beperkt is, is een selectie-procedure geen noodzakelijkheid.

De beschikbare frequenties in de commerciele zone van de FM-band worden daarentegen aan de meestbiedende commerciele radio verkocht (of verhuurd). Deze selectie-procedure heeft ten eerste als voordeel dat de kans op willekeurige overheidsbeslissingen wordt beperkt. Bovendien hebben de meer professionele radio's een grotere kans een van de beschikbare frequenties te verwerven en kunnen zij ongestoord deze frequenties uitbaten. Een derde voordeel is dat op deze manier het 'Fonds voor niet- commerciele AV-Media' gespijsd kan worden.

--->De overheid moet een nieuw frequentie-plan opstellen, met een zone voor commerciele radio en een zone voor niet-commerciele radio. Bij het opstellen van dit frequentie-plan moet de overheid uitgaan van het aantal beschikbare zones, en niet van het aantal kandidaten.

3.2 Optimaliseren overleg

Radiogolven stoppen niet aan de grenzen van een land en Belgie is een te klein land om geen rekening te houden met zijn buren als het over afspraken rond frequenties gaat. Het is ook belangrijk dat de federale en gemeenschapsoverheid het nodige doen om storingen door buitenlandse zenders (en omgekeerd) te vermijden. Daarnaast is het ook belangrijk het overleg tussen de gemeenschappen - zonder de communautaire aspecten te laten escaleren - te blijven stimuleren en ook hier tot een vergelijk te komen dat beide landsgedeelten vrijwaart van storingen. Dit overleg heeft in het verleden tot weinig concrete oplossingen geleid, maar dit mag de betrokken minister er niet van weerhouden het overleg met nog meer overtuiging verder te zetten.

---> De overheid moet het overleg tussen de gemeenschappen en met andere Europese staten met meer overtuiging verder zetten.

3.3 BRTN-kweekdrang van antennes inperken

In dit hele technische dossier speelt de BRTN een weinig verkwikkelijke rol. Ook de BRTN-frequenties blijven niet gespaard van de nodige storingen. Maar in plaats van de oorzaken van deze storingen weg te nemen, buit de BRTN haar quasi-monopolie uit door steeds nieuwe steunpunten bij te plaatsen en wentelt zij op deze manier het probleem af op andere binnen- en buitenlandse zenders. Het is daarom noodzakelijk de kweekdrang van de BRTN-antennes aan banden te leggen door ook de BRTN-frequenties in een frequentie-plan vast te leggen.

--->Ook de frequenties van de BRTN moeten onderworpen blijven aan een frequentie-plan dat de kweekdrang van de BRTN-antennes beperkt.

3.4 'Nieuwe' technologie

Een laatste probleem betreft de invoering van een aantal 'nieuwe' technologieen. Niet-openbare radio's moeten de mogelijkheid krijgen om in stereo uit te zenden en gebruik te maken van RDS. Door niet- openbare radio's te dwingen in mono uit te zenden worden zij ernstig in hun mogelijkheden beperkt.

Ten tweede moet de overheid de niet-openbare radio's - en niet-commerciele radio's in het bijzonder - mee helpen de stap naar digitale radio te zetten. Ondanks het feit dat deze ontwikkeling zich in de verdere toekomst situeert, is het van cruciaal belang dat nu reeds in dit medium geinvesteerd kan worden.

---> Niet-commerciele radio moet in stereo kunnen uitzenden en gebruik kunnen maken van RDS. Daarenboven moet de overheid helpen de technologie nodig voor het gebruik van digitale radio binnen het bereik van de niet-commerciele radio te brengen.


De andere hoofdstukken van de ORCA Persconferentie

Korte samenvatting actiepunten