ORCA Persconferentie: 9 februari 1995


Het voorstel Stefaan DE CLERCK

Orca wijst het CVP-voorstel in zijn volledigheid af, om 3 redenen.

1. Dit voorstel bevestigt het in het verleden gevoerde beleid. Het voorstel beweert terecht dat 'de sector nood heeft aan een globaal plan' maar heeft tegelijk de intentie alleen maar 'enkele constructieve wijzigingen' aan te brengen. Dit is voor ons een contradictio in terminis. De sector heeft inderdaad nood aan een fundamentele benadering, maar wel een benadering die meer doet dan het aanbrengen van enkele zogenaamd constructieve wijzigingen. De sector heeft behoefte aan het fundamenteel herdenken van het tot nu toe gevoerde beleid, en niet aan de wijziging van enkele quota in het decreet Chevalier-Van Rompuy.

In het voorstel De Clerck wordt ook expliciet gesteld dat het oude beleid bevestigd wordt. De Clerck schrijft:

'Met behoud van de geest van het oorspronkelijke decreet moeten lokale radio's in Vlaanderen opnieuw leefbaar gemaakt worden. Om de lokale radio opnieuw concurrentieel te maken moeten wijzigingen worden doorgevoerd, zonder afbreuk te doen aan een aantal basisgegevens van het decreet met name het lokaal karakter (dat o.m. verzekerd wordt door een beperkt uitzendgebied), het eigen logo, de eigen roepnaam en herkenningsmelodie [...].'

Het is net de geest van het oorspronkelijk decreet dat verantwoordelijk is voor een belangrijk aandeel van de problemen in deze sector. Door alle niet-openbare radio's op dezelfde manier te behandelen en dus geen rekening te houden met de grote verscheidenheid binnen de niet-openbare radio's, wordt deze verscheidenheid geelimineerd. Het oude decreet staat symbool voor het negatieve beleid van de overheid dat erop gericht is te verbieden wat geen middelmaat is, en dat zich niet bezighoudt met te stimuleren van wat bijvoorbeeld cultureel interessant is. Het is juist de vroegere wetgeving die ruimte heeft gecreeerd voor de commerciele radio, zonder enige compensatie voor (en zelfs ten koste van) de niet-commerciele radio. Het is juist het vroegere decreet dat cultuurdodend was (en nog steeds is).

2. De inleiding van dit decreet bevestigt dat het op maat van de commerciele radio's geschreven is . Het is volgens De Clerck immers noodzakelijk de radio's terug 'concurrentieel' te maken. De vraag is hier: concurrentieel met wat? Concurrentieel met Radio 2 en Radio Donna? Concurrentieel als bedrijf? Dit ene woordje legt de vinger op de wonde van dit voorstel. Radio's moeten concurrentieel zijn en niet complementair. Ze mogen niet afwijken van de norm en van het gemiddelde. Het is blijkbaar niet belangrijk wat afwijkt van het gemiddelde te stimuleren. Het is een voorstel dat pleit voor nog meer eenheidsworst, en specifiek voor nog meer commerciele eenheidsworst. Meer reclame, meer plaatjes en vooral meer professioneel gemaakt gezwets.

3. Het voorstel getuigt ook van een duidelijke vorm van betutteling van de overheid. Voor deze mediasector heeft de overheid zich het recht toegeeigend om regelgevend te gaan optreden. Binnen een 'eigen programma' mag bijvoorbeeld maximum 90% van de uitzending bestaan uit muziek, omdat de overheid heeft vastgesteld dat het:

'volgens specialisten logisch blijkt te zijn dat 7 a 8 minuten/per uur wordt gepraat, zodat maximaal de aandacht wordt gecapteerd van de luisteraar. Daarbij wordt uitgegaan van het feit dat op regelmatige ogenblikken de muziek wordt onderbroken voor enige toelichting.''

Het feit dat de overheid ervan uitgaat dat alle radio's alleen maar muziek uitzenden met aankondigingen (en reclame) ertussen, wijst op twee problemen: ten eerste veronderstelt de overheid dat alle niet-openbare radio's alleen maar een juke-boxfunctie hebben. Daarnaast is het volkomen ontoelaatbaar dat de overheid zich nog meer het recht wil toeeigenen om te beslissen hoe programma's samengesteld moeten zijn.

Het basisidee van dit voorstel draait om het verlenen van de toestemming aan niet-openbare radio's om samenwerkingsverbanden op te starten. Het is ontroerend vast te stellen dat de overheid zich bereid verklaart deze samenwerking mogelijk te maken, maar de vraag werpt zich op of de overheid voordien het recht heeft gehad deze samenwerking te verbieden. Als radio' s willen samenwerken dan is dat de beslissing van deze media, en niet van de overheid. Dit is een duidelijk voorbeeld hoe de waanidee van de strijd tegen de netwerken erg perverse neveneffecten kan hebben.

Nog een voorbeeld van deze betutteling vormt de 'toegeving' van de overheid dat de herkenningsmelodie en de roepnaam nog maar minstens eenmaal per uur uitgezonden moeten worden, en niet tweemaal zoals in het huidige decreet. De volgende stap is misschien dat medewerkers van niet-openbare radio's een buiging moeten maken voor ze de studio betreden.

De andere hoofdstukken van de ORCA Persconferentie

Korte samenvatting actiepunten